Mobiel slachthuis

Mobiel slachthuis

De voorbije jaren werd de haalbaarheid van een mobiele slachteenheid in Vlaanderen onderzocht:

  • hoe groot is het potentieel,
  • kan er een oplossing gevonden worden voor de wettelijke obstakels,
  • is de klant bereid om een meerprijs te betalen voor dierenwelzijn,
  • welke installatie is werkbaar en vergunbaar
  • kan het rendabel functioneren?

De vraag naar een ‘Mobiele Slachteenheid’ (MSE) is ontstaan vanuit de vaststelling dat kleinschalige (biologische) veehouders die slachten voor rechtstreekse verkoop, al langer een probleem hebben om op een bereikbare afstand een (biologisch gecertificeerd) slachthuis te vinden. De laatste jaren zijn kleinere slachthuizen gesloten, terwijl grotere slachthuizen niet uitgerust zijn om een beperkt aantal dieren te slachten voor rechtstreekse verkoop. De lange afstanden die men moet afleggen met de dieren, zijn een doorn in het oog van veel veehouders en consumenten. De uiteindelijke vleeskwaliteit wordt bovendien negatief beïnvloed door stress die gepaard gaat met het transport. Bovendien blijkt een MSE een goed alternatief voor dieren die niet transportwaardig zijn, maar wel geschikt voor consumptie. Op die manier wordt ook voedselverspilling tegengegaan.

Haalbaarheid onderzoeken

Samen met verschillende veehouders, een slachthuis, enkele vleesverwerkers, Hogeschool Odisee, Steunpunt Korte Keten, OVAM, FAVV en het Waalse Nature & Progrès werden 3 verschillende pistes onderzocht:

  1. Het concretiseren van een MSE voor pluimvee
  2. Het doden en verbloeden van een rund in een mobiele dodingsunit op de boerderij en de verdere afhandeling van het slachtproces in een regulier slachthuis.
  3. Het volledige proces voor het slachten van een rund in een mobiele eenheid.

Er werd gezocht naar oplossingen op technisch, reglementair, financieel en organisatorisch vlak.

1. Technisch

Het was vrij snel duidelijk dat een MSE voor pluimvee technisch gezien haalbaar is. De benodigde infrastructuur is beperkt in grootte en gewicht en past in een grotere bestelwagen of aanhangwagen.

  • De Italiaanse fabrikant FAZA biedt een model aan in een container dat via een haaksysteem op een vrachtwagen kan getrokken worden. Deze is 2,5 meter breed en afhankelijk van het model tussen 3 en 7 meter lang.
  • De Duitse fabrikant ROWA bouwt een mobiel slachtinfrastructuur in een aanhanger.

We onderzoeken ook de mogelijkheid om een MSE voor pluimvee te bouwen met verwijderbare toestellen. We vroegen verschillende offertes aan constructeurs en leveranciers van toestellen en toebehoren.

In een aanvangsfase leek een MSE voor rundvee technisch gezien moeilijk te verwezenlijken. Knelpunt was vooral de grote hoogte die nodig is om een rundskarkas op te takelen. Uiteindelijk werd de oplossing gevonden in het hydraulisch verhogen van het dak van de MSE en het verlagen van een deel van de vloer. Bij het rijden worden vloer en dak opnieuw in de compacte rijpositie gebracht.

  • Het Finse Kometos bouwde eerder een mobiele slachtinrichting voor runderen in opdracht van het Zweedse bedrijf Hälsingestintan. Deze inrichting is reeds enige tijd operationeel. Uit overleg met Kometos konden we alvast opmaken dat het mobiel slachten van runderen (en schapen) praktisch gezien haalbaar is.

We onderzochten ook de mogelijkheid om het rund op de boerderij te doden en de verdere afhandeling in een regulier slachthuis uit te voeren. Deze praktijk wordt reeds enige tijd toegepast in Zwitserland (geen EU-lidstaat!!) en Duitsland. Ook in Nederland is sedert begin 2019 een ‘mobiele dodingsunit’ (MDU) actief. Het dier wordt in een box geklemd, verdoofd, gekeeld en verbloed. Het dode dier wordt dan binnen een zo kort mogelijke tijdspanne naar een regulier slachthuis gebracht waar de verdere afhandeling gebeurt.

2. Reglementair

Er waren meerdere overlegmomenten met o.a. FAVV, OVAM en het Omgevingsloket.
Hieruit blijkt dat de reglementering ingewikkeld is en niet op maat van een MSE. Toch lijkt het er op dat een MSE binnen het huidige reglementaire kader haalbaar is. We geven een kort overzicht van enkele belangrijke aspecten:

  • om vlees te kunnen verkopen in een winkel of aan een restaurant is een veterinaire keuring van het vee vereist vóór en na de slacht. Vooral de kost die hiermee gepaard gaat is een knelpunt. Bij de thuisslacht van kleine aantallen pluimvee voor directe verkoop aan consumenten is deze keuring ante en post mortem niet nodig en zijn er dus ook geen keurkosten.
  • we hadden overleg met OVAM over de omgang met het slachtafval (pluimen, bloed, ingewanden…). Een destructiebedrijf kan hier een oplossing aanreiken die echter wel relatief duur is.
  • we bekeken de problematiek van de omgevingsvergunning. Omdat de Vlaamse reglementering voor mobiele installaties nog niet werd vastgelegd, gingen we na of we voor elke individuele site een omgevingsvergunning kunnen verkrijgen.

3. Financieel

De praktische uitvoering van een MSE die rekening houdt met alle reglementaire
aspecten is vrij kostelijk.

  • Voor een MSE voor pluimvee rekenen we tussen de 80.000 en 120.000 euro investeringskosten.
  • Voor een MSE voor rundvee wordt gerekend tussen de 650.000 en 800.000 euro (8 à 10 runderen/dag).

De investering voor een MDU wordt geschat tussen 200.000 en 400.000 euro. Daarnaast zijn er de operationele kosten.

We maakten verschillende scenario’s en onderzochten de financiële gevolgen voor elk scenario. Algemeen lijkt het er op dat beide MSE’s (rund- en pluimvee) financieel haalbaar zijn mits er voldoende dieren worden geslacht op jaarbasis en per slachtlocatie. Om na te gaan of dit in de praktijk haalbaar is, werd ook nagegaan wat de potentiële vraag is in de markt om een MSE te gebruiken. Hiervoor maakten we een
enquête die verstuurd werd naar veehouders. Ook op AgriFlanders hebben we naar de interesse van veehouders gepeild. Uit deze enquête blijkt dat er in Vlaanderen waarschijnlijk onvoldoende vraag is om gebruik te maken van een MSE. Maar samen met de vraag in Wallonië (enquête van Nature & Progrès) blijkt dat de vraag op Belgische niveau wel ruim voldoende is, misschien zelfs voor meerdere MSE’s. Per slachtlocatie werd bij een MSE voor pluimvee uitgegaan van het slachten van 250 à 300 dieren. Dit lijkt in vele gevallen haalbaar. Voor runderen daarentegen lijkt de typische vraag per slachtdag van 1 à 2 runderen vaak onvoldoende om de MSE rendabel te laten functioneren. Uit simulaties blijkt dat 5 à 6 runderen per dag en per locatie nodig zijn om uit de kosten te komen. Een mogelijk alternatief is het gebruik van een MDU.

Schapen en varkens

Het mobiel slachten van schapen en varkens hebben we slechts beperkt onderzocht. Ook hier blijkt dat het economisch aspect een belangrijke drempel te zijn. Voor varkens becijferden we dat mobiel slachten pas rendabel kan vanaf 10 dieren. Voor schapen is dat vanaf 25 à 30 dieren.

Hoe gaan we verder?

Voor pluimvee werken we verder aan de concrete realisatie van een MSE samen met enkele investeerders en geïnteresseerde uitbaters. In maart 2020 diende een veehouder/hoeveslager een dossier in bij VLIF innovatiesteun voor een subsidie voor een mobiele slachteenheid (MSE) voor pluimvee en konijnen. Ondertussen werd deze subsidie-aanvraag goedgekeurd. We hopen de MSE operationeel te krijgen in het voorjaar 2021. BioForum werkt hierbij samen met Steunpunt Korte Keten en Innovatiesteunpunt. Het idee is om eerst te werken op pluimvee om later, met de opgedane ervaring, verder te werken aan het mobiel slachten van andere diersoorten. Voor runderen streven we er naar om met partners een pilootproject op te zetten om de werking van een MDU te onderzoeken.

Volgende aspecten willen we verder onderzoeken:

  • voedselveiligheid, bv. microbiologische aspecten, transportduur, zin of onzin van koeling,…
  • dierenwelzijn
  • vleeskwaliteit, bv. transportduur, liggend of hangend transport…

Voor meer informatie kan je terecht paul.verbeke@bioforum.be of 0497 42 93 68.